Inzetten op groene stroom en waterstof. Dát lijkt de route om ons land fossielvrij te maken. Daarmee wordt onderschat wat werkelijk nodig is om vaart te zetten achter de energietransitie. Het roer moet om en snel ook. De sleutel ligt in het lokaal opwekken en distribueren van energie, in combinatie met het veranderen van productieprocessen.
Peter Grispen, Business Development manager bij technisch dienstverlener SPIE, maakt zich grote zorgen over de energietransitie. “Nu wordt vooral gekeken hoe de huidige fossiele energiedragers vervangen kunnen worden door een duurzamer alternatief. Alleen is dat maar een deel van de oplossing. Industriële bedrijven lijken gewoon niet te snappen wat het betekent om elektrische energie op hun locatie te krijgen. Zij realiseren zich onvoldoende dat als je van gas naar elektriciteit gaat, je voor iedere vestiging meer dan tien keer zoveel energie nodig hebt. Als je dit aanpakt op de manier zoals we gewend zijn, koper in de grond en verzwaren, dan lukt het niet. Dit is een onmogelijke opgave.”
Glasfabriek
Grispen illustreert zijn zorgen aan de hand van een concreet voorbeeld uit de praktijk. “Een glasfabriek in het zuiden van het land bestaat uit vijf smeltovens. Deze ovens worden nu met gas gestookt. Als diezelfde ovens geëlektrificeerd worden, is er 30 MW elektrische energie per oven nodig. De fabriek wil wel en heeft vorig jaar haar elektrische netaansluiting verzwaard van 9 MW naar 15 MW. Dit is dus volstrekt onvoldoende, maar méér kon de netbeheerder niet leveren. Voor andere bedrijven zal dat vergelijkbaar zijn. Hij benadrukt dat dit probleem niet met de inzet van waterstof valt te corrigeren. “Als je gas vervangt door waterstof, dan heb je enorme hoeveelheden nodig. De calorische waarde van waterstof is namelijk slechts 10,8 MJ/m3 en die van gas 35,8 MJ/m3.”
‘De calorische waarde van waterstof is veel lager dan die van gas’
Anders produceren
Intussen kiezen meer en meer bedrijven ervoor om, naast het nemen van energiebesparende maatregelen, over te schakelen op groene stroom of waterstof. Bij die omschakeling blijven grote energieverbruikers als de papier-, chemie, cement- en staalindustrie in de basis hetzelfde, aldus Grispen. “Weliswaar is men voortdurend bezig om processen vergaand te automatiseren, maar er verandert vrijwel niets in de wijze waarop men producten maakt.” Juist daar wringt volgens Grispen de schoen. “Voor de industrie ligt de uitdaging in het volledige opnieuw uitvinden van het maakproces. De eerste vraag moet zijn hoe een product op zo’n manier gemaakt kan worden dat er minder grondstoffen én energie voor nodig zijn. Zonder hierbij concessies te doen aan de kwaliteit van een product.” Bierbrouwer Gulpener is bijvoorbeeld op een andere manier bier gaan brouwen. De wort koken, de eerste stap van het brouwproces, doen ze nu met een destillatiekolom en warmtepomp. Ze gebruiken veel minder energie. Dat is een nieuwe manier van bier brouwen.”
Lokaal opwekken en verbruiken
Zijn boodschap is duidelijk: enkel naar gas of elektriciteit kijken schiet voor veel bedrijven tekort. De oplossing ligt volgens hem in het veel sterker inzetten op het lokaal opwekken en distribueren van energie. Hij realiseert zich dat deze manier van werken een forse omslag vergt in denken en doen. “Lokaal opwekken, distribueren en gebruiken is een ontwikkeling waar alle belanghebbenden bij betrokken moeten worden, ontwikkelaars van duurzame energieprojecten, overheden, gebruikers én installateurs.” Hij vindt daarnaast dat iedereen veel pragmatischer naar het energienetwerk moet kijken. “Wek energie op waar je het nodig hebt, dan hoef je niet te investeren in netwerken. Lokaal opwekken en verbruiken is de enige oplossing om de energietransitie draaiende te houden.” Maar waar te beginnen? “Laat je inspireren door de voorlopers op dit gebied”, adviseert Grispen. “Een optie is kennis halen in het buitenland waar pilots al succesvol zijn afgerond. Maar ook in Nederland vinden mooie initiatieven plaats. Zo lijkt Ecodorp Boekel voor de gebouwde omgeving een succesverhaal te worden.” Dit laatste initiatief wijst volgens hem de bouwwereld de weg naar CO2-neutraal en circulair bouwen.
In Boekel verrijst een bijzonder ecodorp. Dit bestaat uit drie cirkels met elk twaalf sociale huurwoningen, geflankeerd door boomhut, kunstenaarsatelier, gastenverblijf en een buurthuis, alle gebouwd van biobased en circulaire materialen. Verborgen onder de grond zitten drie tanks die ieder 10.000 liter regenwater kunnen opvangen van de daken. Bewoners kunnen hiermee hun wc’s doorspoelen en de wasmachines op laten draaien. Bijzonder is dat de huizen niet op de riolering zijn aangesloten: het afvalwater wordt opgevangen in een rietbedfilter, waarna het infiltreert in de bodem. Bijzonder element is de basaltaccu van 500 kubieke meter, ingepakt in anderhalve meter isolatie. In de zomer verwarmen zonnecellen de basaltblokken naar 450 graden Celsius, in principe voldoende om de rest van het jaar de woningen mee te verwarmen. Dit is zo uniek, dat voorzien is in een alternatief: elke wooncirkel beschikt over een boiler van 2.500 liter met warmte-element.
De overheid heeft volgens Grispen twee belangrijke taken om industriële bedrijven een push in de noodzakelijke richting te geven. “In de eerste plaats moet de belasting voor grootverbruikers omhoog. Dit dwingt partijen om beter na te denken hoe te veranderen. Minstens zo belangrijk is meer sturen op lokaal voor lokaal. Het Rijk moet de wettelijke kaders aangeven. De provincies en gemeenten moeten actiever met belanghebbenden in overleg over locaties, mogelijkheden en vergunningstrajecten. Deze trajecten moeten pragmatischer en veel minder ambtelijk worden.” Bij de vergunningaanvraag zijn in de eerste plaats bedrijven overigens zelf al aan zet. “Voor hen is dit het moment om na te denken waar en hoe ze aangesloten kunnen worden, ook met het oog op het zelf leveren van groene stroom aan het net.”